In gebouwen aangesloten op een warmte- of koudenet zijn er verschillende soorten meters om het verbruik van verwarming, koeling of warm tapwater te meten.
Een thermische energiemeter of warmtemeter wordt gebruikt in woningen aangesloten op een warmte- of koudenet om het warmteverbruik te meten. Die meet het waterdebiet en het temperatuurverschil tussen aan- en afvoerwater. De meter rekent het debiet en het temperatuurverschil om in de hoeveelheid geleverde warmte in kWh. Gebruikers betalen zo alleen voor de warmte die ze echt verbruiken.
Een warmtekostenverdeler wordt gebruikt in woningen aangesloten op een warmte- of koudenet. Het apparaat wordt op radiatoren gemonteerd. Het meet (bij benadering) het warmteverbruik. Zo worden de verwarmingskosten eerlijk verdeeld over de gebruikers.
Een warmtekostenverdeler heeft twee temperatuuropnemers: één meet de radiatortemperatuur en één meet de ruimtetemperatuur. Het registreert hoeveel warmte een radiator afgeeft door het temperatuurverschil tussen radiator en ruimte te meten. Is de radiator warmer dan de ruimte? Dan begint de teller te lopen en worden er warmte-eenheden geregistreerd.
Een watermeter wordt gebruikt in woningen aangesloten op een warmte- of koudenet. Het meet de hoeveelheid water die naar de (woon)eenheid stroomt. De watermeter wordt geplaatst op de leiding die warm tapwater aan een (woon)eenheid levert. Gebruikers betalen zo alleen voor de warmte die ze echt verbruiken.
De warmtemeters en watermeters moeten voldoen aan de nauwkeurigheidseisen in het Koninklijk Besluit van 15 april 2016 over meetinstrumenten. De meters moeten geijkt zijn en ook een opdruk daarvan hebben. De FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie legt de eisen vast en houdt het toezicht op die regels.
Voor warmtekostenverdelers zijn er geen specifieke nauwkeurigheidseisen. De normen NBN EN 384 en 385 geven wel richtlijnen voor de nauwkeurigheid.
Alle nieuwe warmtemeters moeten ter plaatse en op afstand uitleesbaar zijn. De meterstand moet dus ook opgenomen kunnen worden zonder in de (woon)eenheid binnen te moeten gaan.
Bestaande warmtemeters en warmtekostenverdelers moeten ten laatste op 1 januari 2027 op afstand uitleesbaar gemaakt worden, of vervangen worden door een meter die op afstand uitleesbaar is.
Bestaande warmtemeters, watermeters en warmtekostenverdelers moeten continu werken en correct onderhouden worden.
Minstens elke tien jaar moet nagegaan worden of de toestellen nog voldoen aan de nauwkeurigheidseisen. Is dat niet het geval? Dan moeten ze vervangen worden door verbruiksmeters of warmtekostenverdelers die wel voldoen én die op afstand uitleesbaar zijn.
De individuele verbruiksmeters worden geplaatst door:
Verbruiksmeters zijn verplicht in gebouwen met meerdere wooneenheden of eenheden van verschillende functies. De factuur voor verwarming, koeling of warmwatervoorziening moet over die verschillende eenheden verdeeld worden.
Voor nieuwbouw is een warmtemeter verplicht. Wordt warm tapwater centraal bereid en apart geleverd? Dan kan een watermeter gebruikt worden. Het is dan wel nodig om centraal te meten hoeveel warmte wordt gebruikt voor het verwarmen van het tapwater. Dat is belangrijk om de kosten correct te verdelen.
Warmtekostenverdelers zijn niet meer toegestaan in nieuwe gebouwen.
Is een bestaand gebouw energetisch gerenoveerd? Dan gelden dezelfde regels als voor nieuwbouw.
Zijn er al meters in bestaande gebouwen geïnstalleerd? Dan mogen die behouden blijven als ze op het moment van plaatsing voldeden aan de vereisten en nauwkeurigheidsklasse van het koninklijk besluit van 13 juni 2006 of 15 april 2016 over meetinstrumenten. Is dat niet zo? Dan moeten er nieuwe meters geplaatst worden.
Warmtekostenverdelers mogen in bestaande gebouwen worden gebruikt als:
Voor koeling en warmwaterverbruik zijn individuele meters in bestaande gebouwen niet vereist als: